-
1 пустить рысью
vgener. het op een draf zetten -
2 пуститься рысью
vgener. het op een draf zetten -
3 Trab
〈m.; Trab(e)s〉♦voorbeelden:1 〈informeel; figuurlijk〉 jemanden auf Trab bringen • iemand achter de broek, vodden zitten, aanporren〈 figuurlijk〉 auf Trab kommen • op dreef, gang komen〈informeel; figuurlijk〉 jemanden in Trab halten • iemand geen rust gunnen, bezighouden -
4 trot
trot [troo]〈m.〉1 draf♦voorbeelden:1 grand, petit trot • gestrekte, korte drafprendre le trot • in draf gaanau (grand) trot • vlug→ coursem -
5 Geschirr
Geschirr〈o.; Geschirr(e)s, Geschirre〉♦voorbeelden:3 sich ins Geschirr legen • (a) het op een draf(je) zetten; 〈 (b) figuurlijk〉 er flink tegenaan gaan -
6 sich in Trab setzen
sich in Trab setzen -
7 sich ins Geschirr legen
sich ins Geschirr legen
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Нидерландский
- Русский